Inleiding
Wetenschapsfilosofie is een filosofische discipline waarin onderzocht wordt hoe men in de wetenschap te werk gaat en hoe op een wetenschappelijke manier kennis tot stand komt.[1] Bij het doen van wetenschappelijk onderzoek worden methodes gebruikt aan de hand waarvan kennis kan worden gekregen over subjecten/objecten/dingen in de wereld. Indien het woord wetenschap wordt opgezocht in het woordenboek, dan is er een tweetal betekenissen te vinden: 1. Het weten = kennis, 2. Het geheel van kennis en de manieren om die te verwerven; natuurwetenschappen natuurkunde, scheikunde, geologie enz.; sociale wetenschappen; sociale geografie, culturele antropologie, economie, pedagogiek, politieke wetenschapen, sociologie.
De juridische manier van (wetenschappelijk) onderzoek doen wijkt af van de manier waarop natuurkundigen en scheikundigen onderzoek doen. In het verleden waren het natuurrecht, canoniek/kerkelijk recht en positief/geldend recht soorten rechten waarnaar onderzoek gedaan kon worden. Tegenwoordig zijn handboeken, rechterlijke uitspraken, wetten, richtlijnen, verordeningen en (wetenschappelijke) literatuur belangrijke bronnen. De natuurkundige of scheikundige kan door experimenten en waarnemingen tot hypotheses en resultaten komen. Bij wetenschap denken veel mensen waarschijnlijk aan scheikunde, natuurkunde of wiskunde waarmee bijvoorbeeld proeven worden gedaan.
Op het eerste gezicht lijkt het dus lastig om recht aan wetenschap te koppelen. Door wetenschapsfilosofische begrippen rechtsfilosofisch proberen te interpreteren, zou het mogelijk moeten zijn om een koppeling tussen beide vakgebieden te maken. In paragraaf 1 zal begonnen worden met het verklaren van enkele wetenschapsfilosofische begrippen, waarbij paradigma en paradigmawisseling de nadruk zullen krijgen. Vervolgens zal in paragraaf 2 kort de historie en werking van de Europese Unie worden uitgelegd en op welke manier er een paradigmawisseling heeft plaatsgevonden in de verhouding Internationaal/Europees recht op Nederlands recht. Daarna zal in paragraaf 3 worden bekeken hoe in verschillende Europese landen wordt aangekeken tegen te invloed van ‘Europa’ op de nationale rechtsorde. Tot slot zal in paragraaf 4 worden geconcludeerd in hoeverre wetenschapsfilosofie en rechtsfilosofie daadwerkelijk een moeilijke verhouding tot elkaar hebben.
Relevante wetenschapsfilosofische begrippen
De wetenschapsfilosofie heeft zowel een descriptieve als normatieve taak, terwijl de rechtsfilosofie taak voornamelijk normatief is. Binnen de wetenschapsfilosofie wordt onder meer kritisch onderzoek verricht naar vooronderstellingen en methoden van wetenschappen. Binnen de wetenschap is epistemologie (kenleer) een belangrijk begrip, aangezien het Griekse epistèmè weten/kennis betekent. Een belangrijke vraag binnen de epistemologie is Wat is waarheid? Er zijn verschillende manieren om tot kennis te komen: door middel van ervaring (empirisme) of door middel van rede (denken).[2]
Alhoewel in de natuurkunde/scheikunde en het recht op verschillende manieren wetenschappelijk onderzoek wordt gedaan, toch is de kenleer op beide gebieden toepasbaar. De natuurkunde/scheikunde gaan over het algemeen uit van empirisme, terwijl het recht zich vooral beroept op de rede. Bij zowel het recht als natuurkunde/scheikunde kan dus kennis opgedaan worden, maar daarmee is nog niet de belangrijke vraag beantwoord wat waarheid is. Bediscussieerd kan worden of een absolute waarheid überhaupt mogelijk is. Van een stelling als 1 kilogram weegt net zo veel als 1000 gram kan met een grote mate van zekerheid worden gezegd dat het waar is. Indien de definities binnen de voorbeeldstelling gelijk blijven, dan is weinig reden om aan te nemen dat de waarheidswaarde ooit zal veranderen. Het lijkt er derhalve op dat er sprake is van absolute waarheid.
Het recht is normatiever dan scheikunde/natuurkunde, waardoor uitspraken minder snel als een absolute waarheid beschouwd dienen te worden. In juli 2011 vond in Noorwegen een schokkende aanslag plaats door Anders Breivik.[3] Zijn geestesvermogen werd door psychiaters getest; in eerste instantie werd hij door enkele psychiaters ontoerekeningsvatbaar verklaard, wat later door andere psychiaters werd tegen gesproken. Uiteindelijk werd de in Noorwegen maximaal geldende gevangenisstraf van 21 jaar opgelegd. Of de uitspraak van de rechter als waarheid bestempeld kan worden, kan niet absoluut worden vastgesteld. De uiteindelijke beslissing van een rechter is wel definitief en daarmee absoluut geldend.
Een ander belangrijk begrip is paradigma (Oudgrieks voor voorbeeld), wat ‘bestaat uit de algemene theoretische aannamen en wetten en de technieken om deze toe te passen, die de leden van een bepaalde wetenschappelijke gemeenschap als uitgangspunt nemen.’[4] In de scheikunde en de natuurkunde zijn er enkele ‘natuurwetten’. Dit begrip is niet ideaal, aangezien wetmatigheden bij nader onderzoek onjuist kunnen zijn. Binnen het recht kan als algemene aanname bijvoorbeeld gesteld worden dat wetten en rechterlijke uitspraken rechtvaardig moeten zijn. Een ander voorbeeld binnen het recht is dat nationale overheden rechtsmacht dienen te houden binnen de nationale rechtsorde.
Het ligt in de aard van een paradigma dat het niet precies beschreven kan worden aan de hand van een definitie. Enkele aspecten duiden er echter op dat sprake is van een paradigma. Aspecten zijn bijvoorbeeld expliciet geformuleerde wetten en theoretische aannames. Een ander soort aspect bestaat uit algemene metafysische principes die richting geven aan onderzoek binnen een paradigma. Bovendien bevatten paradigma’s enkele algemene methodologische voorschriften.[5]
Bij een volgroeide wetenschap geldt dat het wordt geleid door een paradigma, waarbij het paradigma de norm bepaalt aan de hand waarvan wordt vastgesteld welk onderzoek te rechtvaardigen is in de wetenschap waarin het paradigma richting geeft. Via het paradigma wordt richting gegeven aan het oplossen van problemen/puzzels.[6]
Bij onvolgroeide wetenschappen is sprake van verschillende perioden, waarvan de eerste de voorwetenschappelijke periode wordt genoemd. Er bestaat nog onenigheid over grondbeginselen.[7] Kuhn benadrukt dat ‘men zowel een bekwaam psycholoog als bekwaam historicus moet zijn om de kenmerken van een crisis in de wetenschap te kunnen analyseren’. Wanneer wetenschappers anomalieën/afwijkingen ontdekken binnen een paradigma, kan dat voor grote problemen in een vakgebied veroorzaken. Opvattingen kunnen een radicale vormen aannemen, waarbij wetenschappers in hevige discussies kunnen geraken. Indien een paradigma door de discussies is verzwakt, dan kunnen aanhangers van het paradigma hun vertrouwen verliezen. Dit stelt de mogelijkheid open voor een wetenschappelijke revolutie.[8]
Zodra er een nieuw, rivaliserend paradigma wordt ontwikkeld, dan verergert de hiervoor geschetste crisis in een vakgebied. Het oude en nieuwe paradigma verschillen zodanig dat er sprake is van onverenigbaarheid.[9] Volgens Kuhn is er sprake van een ‘Gestaltswitch’ of ‘religieuze bekering’ zodra een wetenschapper het ene paradigma verruilt voor de ander. Rivaliserende paradigma’s worden door Kuhn ook wel incommensurabel genoemd, aangezien tegenstrijdige denkbeelden gedurende een bepaalde cyclus met elkaar in strijd zijn.[10]
De revolutie in de wetenschap wordt ook wel een paradigmawisseling of paradigmaverschuiving genoemd. Door wetenschappelijke ontwikkelingen en veranderende denkbeelden denken wetenschappers na een revolutie anders over het vakgebied dan ze oorspronkelijk deden. De ontdekking van Copernicus dat de zon het middelpunt van het universum is, heeft voor een revolutie in het denken gezorgd. Dit denkbeeld van Copernicus werd hem door de kerk niet in dank afgenomen, omdat een van de argumenten van de kerk onderuit werd gehaald (namelijk dat de aarde het middelpunt was).
Paradigmawisseling in het recht
Hoewel het recht geen typische wetenschappelijke discipline is, kunnen enkele begrippen uit de wetenschapsfilosofie toch van nut zijn voor een rechtswetenschappelijke analyse. In dit paper zal ter voorbeeld worden ingegaan op een paradigmawisseling in de verhouding van nationaal/Nederlands recht tot internationaal/Europees recht. Daarvoor is van belang dat er eerst een korte schets volgt van de oprichting en ontwikkeling van de Europese Unie. Ruim 10 jaar na de Tweede Wereldoorlog werd de Europese Economische Gemeenschap opgericht via het verdrag van Rome (1957). Enkele doelstellingen waren om de handel en samenwerking tussen de oprichtende landen te vergroten, waarmee voorkomen moest worden dat de landen opnieuw in oorlog zouden geraken. De zes oprichtende landen waren Nederland, België, Luxemburg, Frankrijk, Italië en West-Duitsland. Door de gemeenschappelijke markt konden enkele grote Europese landen weerstand bieden tegen het dreigende communisme uit het Oostblok.[11]
In de decennia volgende op de oprichting van de EEG werd ook de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS 1967) en het Europese Atoomenergie Gemeenschap (EAG 1958) opgericht. Tezamen werden de EEG, EGKS en EAG ook wel de Europese Gemeenschappen (EG) genoemd. In 1993 werd bij het verdrag van Maastricht de Europese Unie ‘opgericht’ als een soort opvolger van de EG. De instellingen van de Europese Unie hadden verschillende functies: het Europees Parlement is de volksvertegenwoordiging van de EU, de Europese Raad is een overlegcommissie tussen regeringsleiders van lidstaten, de Raad van de Europese Unie varieert van samenstelling afhankelijk van onderwerp en neemt besluiten over dat onderwerp, de Europese Commissie heeft een uitvoerende taak binnen de EU, het Hof van Justitie heeft de rechterlijke macht, de Europese Centrale Bank controleert nationale centrale banken en de Europese Rekenkamer controleert de financiën van de EU.[12]
Twee belangrijke arresten (= uitspraken) van het Hof van Justitie heeft de invloed van Europees recht op nationaal recht in belangrijke mate gewijzigd. In de zaak Van Gend en Loos[13] (februari 1963) was in kwestie of artikel 12 van het destijds geldende EEG-Verdrag was geschonden. In dat artikel werd bepaald dat Lidstaten zich dienden te onthouden van het invoeren van onderlinge invoerrechten/uitvoerrechten of heffingen van gelijke werking. Door het verbod om rechten en heffingen te verhogen werd de onderlinge handelsbetrekkingen gestimuleerd. Op nationaal niveau werd Van Gend en Loos niet-ontvankelijk verklaard door de belastinginspecteur, met als reden dat het bezwaar niet zou zijn gericht tegen toepassing van het tarief. Door Van Gend en Loos werd beroep ingesteld bij de Tariefcommissie, dat zich afvroeg of er een rechtstreeks beroep kon worden gedaan op artikel 12 EEG-Verdrag. Vervolgens werden er twee prejudiciële vragen gesteld aan het Hof van Justitie. Het uiteindelijke oordeel was dat bepalingen uit het EEG-verdrag rechtstreekse werking kunnen hebben in de nationale rechtsorde, indien het verdragsartikel voldoende duidelijk en onvoorwaardelijk is. Zodra dat het geval is, kunnen burgers zich bij de nationale rechter beroepen op Europees recht. Door het verdrag is een supranationale rechtsorde geschapen, waardoor bepalingen in monistische landen zoals Nederland rechtstreeks doorwerken in nationaal recht. In dualistische landen dient het Europese recht eerst te worden omgezet voordat sprake was van doorwerking in nationaal recht. Op dit onderscheid wordt later terug gekomen.
Het tweede belangrijke arrest is Costa/ENEL[14], waarbij een elektriciteitsmaatschappij door een Italiaanse nationalisatiewet bij ENEL werd gevoegd. In kwestie was de vraag of artikel 177 EEG-verdrag kon worden toegepast, waarmee de nationalisatiewet aan Europees recht getoetst kon worden. De kantonrechter uit Milaan stelde enkele prejudiciële vragen aan het HvJ. Volgens de Italiaanse regering was de nationalisatiewet belangrijker dan de oprichtingsverdrag van de EEG. Het Hof oordeelde dat de nationale wet niet in strijd was met gemeenschapsrecht. Een belangrijke overweging was echter dat het Europees recht voorrang heeft boven nationaal recht; dat geldt dus zowel in monistische als dualistische landen.
De voorgaande belangrijke arresten laten zien dat relatief snel na de invoering van de EEG een grote stap werd gezet naar een verdergaande supranationale gemeenschap. In de jaren ’60 was de EEG nog relatief klein en qua regelgeving nog niet zo invloedrijk als tegenwoordig het geval is. Tegenwoordig zijn er in totaal 27 lidstaten met ofwel een monistisch stelsel ofwel een dualistisch stelsel. Bij Europese wetgeving moet in een land waarin sprake is van een monistisch stelsel in principe niks worden omgezet in nationaal recht. Bij een dualistisch stelsel moet de Europese wetgeving in principe wel worden omgezet in nationaal recht.
Een laatste belangrijke onderscheid is het gebruik van richtlijnen en verordeningen. Een verordening is van algemene strekking en daardoor in de gehele EU van toepassing. Het doel hiervan is om er voor te zorgen dat bepaalde rechten in elk land binnen de EU geldt, zonder dat lidstaten nationale regelgeving hoeven te maken. Een richtlijn is bedoeld om er voor te zorgen dat alle EU-landen een bepaald doel bereiken met het omzetten van wetgeving in nationaal recht. Ieder lidstaat heeft dus de mogelijkheid om de richtlijn aan te passen binnen de bestaande wetgeving, zo lang het afgesproken doel maar wordt bereikt. Beide wetgevingstechnieken zorgen dus voor bindende wetgeving voor lidstaten, maar er zit een verschil in de doorwerking in nationaal recht. Het is hoe dan ook van belang dat het nationale recht voldoet aan de verordening of richtlijn, omdat het nationale recht anders buiten werking gesteld kan worden bij de rechter.
Bij de oprichting van de EEG was economie en eenheid belangrijk om de handel te bevorderen en oorlogen te voorkomen. Gedurende de afgelopen decennia is door rechtspraak en wetgeving sprake van een steeds verdere integratie van Europees en Internationaal recht in nationale rechtsordes. Hoewel het aantal landen dat lidstaat is van de EU is toegenomen tot 27, is er in de laatste jaren vanuit verschillende landen toch veel kritiek op de macht die lidstaten zijn kwijtgeraakt aan de EU. Waar gemeenschapszin na de oorlog een logische reactie was, is er tegenwoordig steeds meer sprake van individualisme binnen landen. In met name de politiek in verschillende Europese landen, maar ook vanuit de rechtswetenschap kan kritiek worden geleverd op de grote invloed van de EU. De nationale overheid kan haar legitimiteit ontlenen aan de stem van de bevolking, maar de EU is minder democratisch dan veel lidstaten. Afgevraagd kan worden of een grote, supranationale instantie zo veel invloed moet kunnen uitoefenen op het leven van burgers.
Het paradigma binnen het recht lijkt dus te veranderen; voorheen werd de interne markt en de gemeenschap breed geaccepteerd, terwijl tegenwoordig in veel Europese landen een crisis lijkt te ontstaan door de verhouding nationaal/Europees. De Brexit laat bijvoorbeeld zien dat een meerderheid van de Britse bevolking het niet accepteert dat de EU zo veel invloed kan hebben in de wetgeving. Niet in alle Europese landen is er sprake van een paradigmawisseling, omdat sommige landen tevreden lijken te zijn over het bestaan van de EU. Voor tevreden landen lijkt er dan ook weinig reden te zijn om kritiek te hebben op de manier waarop de EU te werk gaat.
Opvattingen over de EU in verschillende lidstaten
In Groot-Brittannië stemde een meerderheid van de bevolking voor het verlaten van de EU. Een van de belangrijkste redenen was het verlies van soevereiniteit dat werd ervaren op het gebied van wetgeving en rechtspraak. Sinds de toetreding van Groot-Brittannië bij de EU (in 1973, toen nog de EEG) is de relatie met de EU altijd al moeizaam geweest. De moeizame relatie heeft er mede voor gezorgd dat voor het eerst sinds de oprichting van de EEG/EU een land besloten heeft om de zone te verlaten.[15]
In Nederland is met name vanuit rechtse partijen zoals PVV en FvD kritiek op de EU. Bij de afgelopen verkiezingen kregen de partijen gezamenlijk 25 zetels (PVV 17, FvD 8). Dat zou betekenen dat ongeveer een zesde van de kiesgerechtigde Nederlanders het waarschijnlijk eens is met kritiek op de EU (25/150 zetels: in realiteit kan het aantal kritische Nederlanders uiteraard anders liggen). Met regelmaat komt de Nexit ter sprake in de media, maar voorlopig lijkt daarvan nog geen sprake te zijn.
In Frankrijk is met name de Rassemblement national (voorheen front national) van Marine Le Pen een voorstander van het verlaten van de EU. In de afgelopen jaren heeft de Franse partij steeds meer stemmen weten te bemachtigen, maar dat is nog onvoldoende geweest om daadwerkelijk de macht te grijpen in Frankrijk. Net als in Nederland is het de vraag of het in Frankrijk ooit zo ver komt dat de EU verlaten wordt.[16]
In Polen en Hongarije is het de laatste jaren niet goed gesteld met de rechtsstaat, aangezien bijvoorbeeld in Polen de rechtspraak onder controle van het parlement en de regering valt. Vanuit de EU is met regelmaat kritiek geuit op de Poolse regering, onder meer vanwege de opvatting in de Poolse rechtspraak dat EU-recht niet altijd voorrang heeft op de Poolse Grondwet. Via sancties kan geprobeerd gewenst gedrag afgedwongen te worden.[17] In Hongarije heeft president Orban de rechtsstaat meerde malen aangetast door het doen van Grondwetswijzigingen. Verder beschouwt de Hongaarse president zijn land als een Illiberale democratie, wat betekent dat vrijheden niet geheel vrij kunnen worden uitgeoefend. Ook in Hongarije is kritiek op de macht van de Europese Unie op de beleidvorming in Hongarije.[18]
Uit bovenstaande voorbeelden kan een trend worden afgeleid. Waar bij de oprichting de oprichtende landen het er over eens waren dat gemeenschappelijkheid en handel gunstig waren, lijken steeds meer landen tegenwoordig kritiek te hebben op het gemeenschappelijke recht en beleid. Het EEG-verdrag bestond ook uit bepalingen waarmee de vrijheid van de lidstaten op rechtsgebied enigszins werden ingeperkt. Door enkele ontwikkelingen, zoals de arresten Van Gend en Loos, en Costa/ENEL is de vrijheid qua rechtspraak en wetgeving steeds verder beperkt.
Het oorspronkelijke doel van financiële samenwerking en het voorkomen van oorlogen lijkt steeds verder uitgebreid te zijn. Op vele gebieden van het menselijke leven heeft de EU invloed gekregen via de arresten en door de richtlijnen en verordeningen. In Nederland is mede door artikel 94 en 120 van de Grondwet bepaald dat Europees recht boven de Grondwet komt te staan. Hierbij is geen mogelijkheid om de Grondwet te toetsen aan het Europese recht, wat door rechtswetenschappers en politicologen als onwenselijk kan worden gezien. In bijvoorbeeld Duitsland bestaat er een Constitutioneel Hof, dat de Grondwet wel kan toetsen aan Europees recht. Dit verschil heeft mede te maken met het onderscheid tussen het monistische stelsel en het dualistische stelsel.
Het paradigma waarvan rechtswetenschappers oorspronkelijk uit gingen, was dat een gemeenschappelijke EU met een interne markt een goed rechtssysteem was. Vlak na de oorlog kwam dat denkbeeld waarschijnlijk grotendeels overeen met de werkelijkheid. Tegenwoordig lijkt het paradigma van decennia eerder aan vervanging toe te zijn. In meerdere landen lijkt er sprake te zijn van een soort revolutie in het denken van rechtswetenschappers over het nut van de EU. Mede daardoor zijn in landen als Groot-Brittannië, Polen en Hongarije ook problemen ontstaan omtrent de EU. Niet iedereen is het meer eens met de doorwerking en invloed van Europees recht op de nationale rechtsorde. De steeds populairder wordende opvatting in veel Europese landen dat Europees recht een te grote invloed heeft, maakt de ‘nieuwe theorie’ succesvol. In dit geval kan als het ware gesproken worden van een juridische paradigmawisseling.
Conclusie
Het recht kent, zoals eerder benoemd, een relatief bijzondere positie in binnen de wetenschap. Van empirisch onderzoek en experimenten is geen sprake; het recht kan vooral omschreven worden als een normatief vakgebied waarbij redenatie een belangrijke rol speelt. Mede vanwege de bijzondere rol van het recht, is het lastig om leerstukken uit de wetenschapsfilosofie rechtstreeks toe te passen op het rechtsgebied. In dit paper is daartoe een poging gedaan door het beschrijven van een paradigmawisseling binnen de Europese landen.
De oude opvattingen over een gemeenschappelijk Europa zijn in grote mate veranderd na ruim 70 jaar EU. Door de toename aan lidstaten, regels, richtlijnen en verordeningen is de kritiek op de werking van de EU steeds verder toegenomen. Het is echter niet zo dat elke rechtswetenschapper de overtuiging heeft dat de toenemende integratie in nationale rechtsordes een fout iets is.
Een paradigmawisseling is eerder in dit paper omschreven als ontwikkeling in een wetenschapsgebied waardoor een ander beeld van de werkelijkheid ontstaat. Tijdens de ontwikkeling ontstaan zowel voorstanders als tegenstanders. Zoals beschreven zijn met name landen als Groot-Brittannië, Polen en Hongarije voorstanders van het nieuwe paradigma. Daartegenover zijn landen als Duitsland en Amerika voorstander van het oude paradigma van na de Tweede Wereldoorlog.
Bibliografie
Boek
A.F. Chalmers, ‘Wat heet wetenschap’, translation Rob van den Boorn, (Boom Amsterdam 1999).
Nieuws
Buitenlandredactie, ‘Breivik begint rechtszaak over voorwaardelijke vrijlating met Hitlergroet’, AD, 18 januari 2022.
- le Clercq, ‘Het wordt een roerig jaar voor de rechtsstaat in Polen en Hongarije’, de Volkskrant, 6 januari 2022.
Redactie Buitenland, ‘Rutte: Polen vast gevoelig voor Europese druk over rechtsstaat’, RTL Nieuws, 21 oktober 2021.
- Schiffers, ‘Waarom hebben de Britten voor Brexit gekozen?’, NPO Kennis, datum publicatie onbekend.
Rechtspraak
HvJ EG 5 februari 1963, zaak C-26/62, ECLI:EU:C:1963:1 (Van Gend en Loos).
HvJ EG 15 juli 1964, zaak 6/64, ECLI:EU:C:1964:66 (Costa/ENEL).
Internetpagina
Auteur onbekend, ‘Europese Economische Gemeenschap (EEG)’, Europa-nu.nl, voor het laatst geraadpleegd op 30 januari 2022.
Auteur onbekend, ‘Kenleer’, filosofie.nl, voor het laatst geraadpleegd op 29 januari 2022.
Auteur onbekend, ‘Rassemblement National, voorheen Front National’, Europa-nu.nl, voor het laatst geraadpleegd op 30 januari 2022.
Auteur onbekend, ‘Wetenschapsfilosofie’, filosofie.nl, voor het laatst geraadpleegd op 29 januari 2022.
[1] Auteur onbekend, ‘Wetenschapsfilosofie’, filosofie.nl, voor het laatst geraadpleegd op 29 januari 2022.
[2] Auteur onbekend, ‘Kenleer’, filosofie.nl, voor het laatst geraadpleegd op 29 januari 2022.
[3] Buitenlandredactie, ‘Breivik begint rechtszaak over voorwaardelijke vrijlating met Hitlergroet’, AD, 18 januari 2022.
[4] A.F. Chalmers, ‘Wat heet wetenschap’, translation Rob van den Boorn, (Boom Amsterdam 1999).
[6] A.F. Chalmers, ‘Wat heet wetenschap’, p. 134.
[7] A.F. Chalmers, ‘Wat heet wetenschap’, p. 136.
[8] A.F. Chalmers, ‘Wat heet wetenschap’, pp. 138-139.
[9] A.F. Chalmers, ‘Wat heet wetenschap’, p. 139.
[10] A.F. Chalmers, ‘Wat heet wetenschap’, pp 141-142.
[11] Auteur onbekend, ‘Europese Economische Gemeenschap (EEG)’, Europa-nu.nl, voor het laatst geraadpleegd op 30 januari 2022.
[12] Idem.
[13] HvJ EG 5 februari 1963, zaak C-26/62, ECLI:EU:C:1963:1 (Van Gend en Loos).
[14] HvJ EG 15 juli 1964, zaak 6/64, ECLI:EU:C:1964:66 (Costa/ENEL).
[15] M. Schiffers, ‘Waarom hebben de Britten voor Brexit gekozen?’, NPO Kennis, datum publicatie onbekend.
[16] Auteur onbekend, ‘Rassemblement National, voorheen Front National’, Europa-nu.nl, voor het laatst geraadpleegd op 30 januari 2022.
[17] Redactie, ‘Rutte: Polen vast gevoelig voor Europese druk over rechtsstaat’, RTL Nieuws, 21 oktober 2021.
[18] Arnout le Clercq, ‘Het wordt een roerig jaar voor de rechtsstaat in Polen en Hongarije’, de Volkskrant, 6 januari 2022.