Inleiding
De letterlijke dood van de mens is een van de weinig zekerheden in het leven, net als het feit dat elk leven mens is geboren. Varianten op deze bestaande zekerheden zijn denkbaar, bijvoorbeeld de zekerheid dat iedereen belasting moet betalen. De figuurlijke dood van de mens is moeilijker voor te stellen, net als de door Nietzsche gebruikte zinsnede ‘’God is dood’’. Deze figuurlijke uitspraken hebben voornamelijk te maken met de idee van de mens en de idee van een God. In de loop van de (menselijke) geschiedenis werd er op verschillende manieren aangekeken tegen het eventuele bestaan van God, voornamelijk in letterlijke zin. De idee van de mens is ook veranderd gedurende de afgelopen eeuwen en de visie van Foucault op het veranderde mensbeeld is belangrijk om te bepalen of de figuurlijke mens daadwerkelijk dood is.
In paragraaf 1 zal de ontwikkeling van het mensbeeld in de afgelopen eeuwen worden besproken. In de klassieke tijd werd er anders tegen de mens aangekeken dan in de post-klassieke of moderne tijd. Vervolgens zal in paragraaf 2 worden besproken of de mens de waarheid kan ontdekken door middel van bijvoorbeeld taal of zintuigen. Daarna zal in paragraaf 3 bekeken worden wat de moderne visie is ten aanzien van het mensbeeld. Hierna zal in paragraaf 4 de figuurlijke betekenis van de dood van de mens in de visie van Foucault worden uitgelegd. In paragraaf 5 zal ik mijn eigen visie onderbouwen over de dood van de mens. Tot slot zal in paragraaf 6 een conclusie van het voorstaande volgen.
1. De ontwikkeling van het mensbeeld[1]
Volgens Foucault is het belangrijk om de genealogie oftewel de historische ontwikkeling van de mens en de cultuur te kennen. Door het bestuderen van de ontwikkelingen in de voorgaande eeuwen is het mogelijk om een beter begrip van het moderne mensbeeld te hebben. Vanaf de Renaissance heeft het mensbeeld zich op verschillende manieren ontwikkeld tot het huidige mensbeeld in de moderne tijd. In de Renaissance had het christelijke geloof nog een grote invloed op het leven van veel (Europese) mensen. De kerk en de adel waren belangrijke standen in de middeleeuwse maatschappij. De ‘’gewone’’ mensen leefden vooral naar de christelijke moraal en de werkelijkheid werd beïnvloed door het Goddelijke wereldbeeld. Gedurende de Renaissance nam de invloed van het christelijke geloof iets af, maar het geloof was nog niet verdwenen uit de werkelijkheid. Volgens Foucault was er een gelijkenis tussen de dingen en menselijke ideeën/gedachten. Mensen kenden de wereld omdat hetgeen er in de wereld is en wat de mensen kenden op elkaar lijken.
Vervolgens werd de idee van gelijkenis vervangen door de idee van representatie: dit gebeurde in de klassieke periode (vanaf de 16e tot ongeveer de 18e eeuw). Het denkvermogen van de mensen staat centraal in deze periode. De werkelijkheid wordt gerepresenteerd in de cogito (gebaseerd op de bevindingen van Descartes) van de mensen. Dit idee komt er op neer dat elk mens een idee van de werkelijkheid heeft en iedereen neemt de werkelijkheid op een andere manier waar.
In de post-klassieke of moderne tijd (vanaf de 19e eeuw tot heden) is het mensbeeld lastiger te duiden. De mens is volgens Foucault nog meer dan in de voorgaande periodes het centrum van de werkelijkheid geworden. Bovendien is in deze periode duidelijk geworden dat de mens eindig is, zoals Foucault dat noemt. De centrale positie van de mens is wellicht niet zo duidelijk als voorheen werd gedacht. Foucault gebruikt het werk van Kant om de aandacht te verleggen naar de mens zelf, in plaats van naar de werkelijkheid. De waarheid wordt door enkele vragen die Kant en Foucault stellen introspectief. In deze visie is het belangrijk om te weten hoe het kennen mogelijk is, voorafgaand aan de vraag wat de werkelijkheid is. Het is mogelijk dat de menselijke kennis beperkt is tot het vermogen van kennis van de mensen zelf.
2. Het ontdekken van de waarheid door mensen[2]
In de vorige alinea is de ontwikkeling van het mensbeeld besproken. Gedurende de afgelopen eeuwen is het mensbeeld of de zelfopvatting veel veranderd. In de middeleeuwen waren de gemeenschappelijke christelijke normen belangrijk, terwijl tegenwoordig individualiteit belangrijk lijkt te zijn. Foucault is van mening dat klassieke filosofische vragen wellicht niet de goede manier zijn om de waarheid te achterhalen. Het is volgens Foucault de taak van de filosofie om te onderzoeken waarom de waarheid een centrale positie heeft in de westerse traditie/cultuur. Wellicht moet niet de waarheid zelf worden onderzocht, maar het verlangen naar de waarheid. Door Foucault is dus een nieuwe manier om te kijken naar waarheid bedacht.
In de filosofische traditie lijkt het idee te bestaan dat de waarheid in woorden kan worden uitgedrukt, maar de vraag is of de waarheid überhaupt in woorden omgezet kan worden. De mensen die streven naar macht kunnen de waarheid gebruiken in hun eigen voordeel. De werkelijkheid kan worden gebruikt om andere mensen te overtuigen dat een bepaalde opvatting juist is. Foucault is van mening dat er geen ultieme waarheid bestaat en volgens hem is de waarheid derhalve een soort constructie. De taal en de zintuigen kunnen de waarheid nooit volledig en goed vast stellen. Als er bijvoorbeeld tijdens een voetbalwedstrijd een penalty wordt gegeven, dan zullen fans van het bevoordeelde team het eens zijn met de beslissing van de scheidsrechter. De fans van het benadeelde team zullen het waarschijnlijk oneens zijn met de beslissing van de scheidsrechter om een penalty te geven. Eenzelfde gebeurtenis kan door verschillende mensen op een andere manier worden uitgelegd, waardoor het niet mogelijk lijkt om een voor iedereen gelijke waarheid vast te stellen.
3. De moderne visie van het mensbeeld[3]
In het moderne mensbeeld heeft er een verdubbeling van de mens plaats gevonden. De mens als subject neemt zichzelf als object van onderzoek om zijn waarheid vast te kunnen stellen. Door de verdubbeling gaat de mens zichzelf van buitenaf naar zichzelf kijken. In de post-klassieke periode (vanaf ongeveer de 19e eeuw) is de verdubbeling van de mens ontdekt. De mens is dus object van zijn eigen onderzoek geworden.
Een van de doelen van het onderzoek naar de mens zelf is om waarheid na te streven. In de wetenschap wordt aangenomen dat kennis kan worden geproduceerd over een bepaald onderwerp of object. Dat zou beteken dat de mens via de wetenschap kennis over zichzelf kan opdoen. Volgens Foucault drukken de woorden niet altijd de waarheid duidelijk aan. Dat iets wetenschap wordt genoemd, betekent niet meteen dat het onderzoek naar iets daadwerkelijk juist aangeeft wat een ding is. Bij het onderzoek naar mensen moet de mens zichzelf in woorden beschrijven, maar woorden kunnen soms op verschillende manieren geïnterpreteerd of verklaard worden. Daarmee is het de vraag of de mens zichzelf op een juiste manier kan verwoorden.
Door Foucault wordt het begrip tussenruimte gebruikt, waarmee hij aangeeft dat er tussen woorden en dingen een bepaalde ruimte zit waardoor beide niet tot een eenheid gebracht kunnen worden. De tussenruimte tussen woorden en dingen (of taal en werkelijkheid) zorgt ervoor dat de mens niet meer centraal staat in zijn eigen onderzoek. De mens kan zichzelf namelijk niet op een juiste manier in woorden uitdrukken. Foucault gebruikt ook de term analytiek van de eindigheid, waarmee bedoelt wordt dat er onderzoek gedaan dient te worden naar de grenzen van het menselijke weten. In de toekomst zal het onderzoek volgens Foucault dus met name op de grenzen van het menselijke weten gericht moeten zijn.
Een andere term dat door Foucault wordt gebruikt is epistèmè (kennis in het Grieks). Volgens Foucault is epistèmè een bepaalde (grond)structuur waarmee kennis in een bepaald tijdperk wordt vergaard. In de renaissance was gelijkenis belangrijk als manier van kennis opdoen, in de klassieke tijd was dat representatie en in de post-klassieke tijd is dat de eindigheid van de mens.
4. De dood van de mens[4]
De epistèmè van de verschillende tijdperken heeft er voor gezorgd dat de mens centraal is komen te staan in de (mens)wetenschap. Mede door de analyse van Foucault ten aanzien van de verdubbeling van het mensbeeld, zal het mensbeeld uiteindelijk verdwijnen. Met het verdwijnen van het mensbeeld zal ook de mens verdwijnen. Deze conclusie lijkt op de uitspraak van Nietzsche: ‘’God is dood’’. Nietzsche bedoelde met zijn uitspraak dat God vervangen is door een andere entiteit of onderwerp, namelijk de wetenschap. Met de uitspraak van Foucault wordt niet bedoelt dat de mens op zichzelf sterft/verdwijnt, maar dat het beeld dat de mens van de wereld en zichzelf heeft, zal verdwijnen. In de toekomst zal er wellicht een ander mensbeeld ontstaan, iets wat op dit moment nog niet duidelijk is.
Door het verdwijnen van de mens is er een bepaalde filosofische leegte ontstaan, dat wellicht niet hoeft te worden opgevuld. Indien de mens niet meer kan worden onderzocht door zijn verdwijning, is het wellicht nodig om op een andere manier vragen te stellen over de mens. Op welke manier dat moet is nog lastig denkbaar, maar de antropologie kan daar misschien een antwoord op bieden.
Voor Foucault betekent de dood van de mens derhalve dat het huidige mensbeeld verdwenen is. Er dient op een andere manier over de mens gesproken te worden. De mens is onderdeel van de geschiedenis en de maatschappij waarbij de taal vorm geeft aan de maatschappij op een bepaald moment. Elk tijdvak heeft een eigen discours, waarbij de taal het zelfbewustzijn bepaalt. De geschiedenis van kennis en wetenschap ontwikkelt zich niet op een lineaire, continue manier, maar op een discontinue manier. Hoe het toekomstige mensbeeld eruit gaat zien is op dit moment nog niet duidelijk, waardoor de dood van de mens een ingrijpend hedendaags probleem is.
5. Eigen visie op de dood van de mens
Foucault heeft in zijn boek De woorden en de dingen proberen aan te tonen dat de mens dood is. Het mensbeeld waarin de mens centraal staat is volgens hem verdwenen. De vraag is in hoeverre de mens daadwerkelijk verdwenen is. De wetenschap in het algemeen, de economie, het recht en de psychologie zijn voorbeelden van menselijke constructies die onderzocht kunnen worden. In de wetenschap is het bijvoorbeeld gebruikelijk om resultaten zo te presenteren dat anderen het onderzoek begrijpen en kunnen herhalen. Bovendien is het de bedoeling dat wetenschappelijke onderzoeken en teksten zo veel mogelijk op waarheid berust, voor zover mensen waarheid kunnen vaststellen.
In de economie kunnen economen uitspraken doen over bijvoorbeeld de staat van de huidige economie, wat zo veel als mogelijk met cijfers onderbouwd moet worden. In het recht kan worden beschreven wat de geldende rechtsregels zijn in een bepaald gebied. Rechtsgeleerden kunnen via het bestuderen van wetten en rechterlijke uitspraken een oordeel vormen over de toepasbaarheid van regels. In de psychologie kunnen de psychologen onderzoek doen naar de mentale toestand van patiënten: zo kan bijvoorbeeld aan de hand van de DSM V kan worden vastgesteld of iemand een mentale stoornis heeft.
Met deze voorbeelden in het achterhoofd kan worden betoogd dat mensen wellicht niet als geheel kunnen worden geanalyseerd, maar wellicht wel op deelgebieden. Door de verdwijning van de mens is het wellicht niet mogelijk om mensen op zichzelf te bestuderen, maar door het bestuderen van deelgebieden is het wel mogelijk om de mens vanuit verschillende invalshoeken te benaderen. Door te kijken wat de mens economisch drijft, aan welke regels mensen zich houden en hoe mensen psychologisch in elkaar zitten is het mogelijk om een totaalbeeld te vormen van het wezen van de mens. Bij de vraag ‘’wat is de mens?’’ kan derhalve een economisch, psychologisch of rechtsfilosofisch antwoord worden gegeven. Door de mens op te splitsen in verschillende delen of vakgebieden kan het mogelijk zijn om een beeld van de (gemiddelde) mens te vormen.
Foucault lijkt gelijk te hebben door te stellen dat de mens niet meer centraal staat en derhalve verdwenen is. Naar mijn mening is het echter mogelijk om via deelgebieden alsnog te achterhalen wat en wie de mens is. Op deze manier wordt er op een wat meer omslachtige wijze naar de mens op zichzelf gekeken, maar dat lijkt me geen onoverkomelijk probleem. Wellicht is de oplossing op het verdwijnen van de mens dus om de mens op zichzelf niet meer centraal te stellen, maar slechts te kijken naar de gebieden die door de mens zelf gecreëerd zijn.
6. Conclusie
Na de dood van God is volgens Foucault ook de mens verdwenen. Sinds de renaissance is in het mensbeeld de individuele mens steeds meer centraal gesteld. In het post-klassieke tijdperk is Foucault tot de conclusie gekomen dat de mens op zichzelf niet meer als centraal object kan worden geanalyseerd. Voor mensen is het moeilijk om de waarheid vast te stellen, aangezien de mens afhankelijk is van onder meer taal en zintuigen. Dingen worden via de taal gerepresenteerd. Het probleem van taal is dat het moeilijk is om objecten/dingen op een accurate manier te beschrijven. Daarom is het dus ook lastig om de mens als zodanig te onderzoeken: taal is een imperfect middel om onderzoek naar de mens te doen.
Zoals in paragraaf vijf is betoogd kan de mens wellicht wel via een omweg worden onderzocht. Door het bestuderen van bijvoorbeeld economie, recht of psychologie is het mogelijk om een beeld over de mens te vormen. Er kan ook onderzoek gedaan worden naar de grenzen van het menselijke weten, zoals in paragraaf 3 is omschreven.
In navolging van Nietzsche heeft Foucault een entiteit dood verklaard: Nietzsche verklaarde God dood en Foucault verklaarde de mens dood. De eeuwenlange ontwikkeling van het mensbeeld is door de doodsverklaring tot een stop gebracht. Zoals Foucault heeft aangegeven ontwikkelt de wetenschap zich op een discontinue manier. Dat kan hoop bieden voor de toekomst: wellicht wordt er een manier gevonden waarmee de mens alsnog op een objectief bepaalbare wijze kan worden bestudeerd door de mens zelf.
[1] Foucault bespreekt deze ontwikkelingen voornamelijk in hoofdstuk 9, paragraaf 1, 2 en 6 van het boek De woorden en de dingen. Ook in andere paragrafen worden de ontwikkelingen aangestipt.
[2] Foucault bespreekt de werkelijkheid/waarheid voornamelijk in hoofdstuk 9, paragraaf 1, 2, en 4 van het boek De woorden en de dingen. Ook in andere paragrafen word de werkelijkheid/waarheid aangestipt.
[3] Foucault bespreekt het moderne mensbeeld voornamelijk in hoofdstuk 9, paragraaf 3 en 7 van het boek De woorden en de dingen. Ook in andere paragrafen word het moderne mensbeeld aangestipt.
[4] Foucault bespreekt de dood van de mens voornamelijk in hoofdstuk 9, paragraaf 3 en 8 van het boek De woorden en de dingen. Ook in andere paragrafen word het verdwijnen van het mensbeeld aangestipt.